Skip to content
act legal covers all major European business centres: Amsterdam Bratislava Bucharest Budapest Frankfurt Madrid Milan Paris Prague Sofia Vienna Warsaw

Franchisenemer komt onder non-concurrentiebeding uit door partner het bedrijf voort te laten zetten

Franchisenemer komt onder non-concurrentiebeding uit door partner het bedrijf te laten voortzetten

1 februari 2023, door Simone ten Wolde en Dirk van den Berg

Voorheen waren partijen die een franchiseovereenkomst sloten niet gebonden aan speciale franchisewetgeving. Dat is in 2021 veranderd met de Wet franchise. Een aantal van de bepalingen uit die wet kenden een overgangsperiode en op 1 januari van dit nieuwe jaar is de Wet franchise volledig in werking getreden.

Na de volledige inwerkingtreding zijn franchisegevers en franchisenemers volledig aan de wet gebonden. Één van de wijzigingen die dit met zich meebrengt, is dat alle non-concurrentiebedingen in franchiseovereenkomsten moeten voldoen aan de vereisten van de wet. Als een post-contractueel non-concurrentiebeding niet voldoet aan de vereisten van de wet, is het simpelweg ongeldig.

De wet stelt nogal wat eisen aan een non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst. Het beding moet schriftelijk zijn overeengekomen voor de duur van maximaal één jaar. Daarnaast moet het beding noodzakelijk zijn voor de bescherming van de knowhow van de franchiseorganisatie en mag de beperking uitsluitend zien op concurrerende goederen en diensten. De geografische reikwijdte van het beding mag niet ruimer zijn dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de betreffende franchiseovereenkomst heeft geëxploiteerd.

Als een non-concurrentiebeding niet aan deze vereisten voldoet, kan een franchisegever daarop geen beroep doen. Het staat de (voormalige) franchisenemer dan vrij om een met de franchise vergelijkbare onderneming te beginnen, ook vanuit hetzelfde vestigingspunt. De formulering van zo’n beding in de franchiseovereenkomst is dus erg belangrijk.

Dat dit niet alleen theorie is, wordt duidelijk in een kort geding dat eind vorig jaar heeft gediend bij het gerechtshof in Den Haag. Een kort geding is een kort-durende civiele procedure voor spoedeisende zaken die snel beslist moeten worden. De vraag die voorlag was of sprake was van schending van het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst.

De situatie was als volgt. Multicopy heeft een franchiseformule ontwikkeld op het gebied van de exploitatie van een grafisch dienstverlenend bedrijf, ofwel een copy shop. Vanaf 1991 heeft de franchisenemer met wie Multicopy in deze zaak een conflict had, Multicopy-winkels in Noordwijk en Rijswijk geëxploiteerd. De franchisenemer had de franchiseovereenkomst zowel in privé als via zijn vennootschap gesloten. De levenspartner van (de directeur van) de franchisenemer was als bedrijfsleidster in dienst bij de franchisenemer.

De franchisenemer heeft de franchiseovereenkomst op een gegeven moment opgezegd. Ook de bedrijfsleidster heeft haar arbeidsovereenkomst opgezegd.

In de franchiseovereenkomst was een non-concurrentiebeding opgenomen. Op basis daarvan mocht de franchisenemer gedurende één jaar na beëindiging van de franchiseovereenkomst geen goederen en diensten verkopen in het vestigingspunt die konden concurreren met de goederen en diensten die het voorwerp waren van de franchiseovereenkomst. Op overtreding van deze bepaling was een boete van EUR 25.000 gesteld, plus een boete van EUR 1.000 voor elke dag dat de overtreding voortduurde.

De franchisenemer heeft de onderneming na het einde van de franchiseovereenkomst overgedragen aan een vennootschap van de levenspartner. De partner is toen via een vennootschap een copyshop gaan exploiteren vanuit hetzelfde pand als de franchisenemer dat deed. De huurovereenkomst is dus overgedragen, maar ook zijn klantgegevens overgedragen en is de inventaris (printers en dergelijke) in het bedrijfspand blijven staan. Ook was het personeel overgedragen en werden oud-klanten van de voormalige franchisenemer actief benaderd.

De franchisegever was daar (uiteraard) niet blij mee en spande een kort geding procedure tegen de voormalige franchisenemer aan. Multicopy deed daarbij een beroep op het non-concurrentiebeding. Zij stelde zich op het standpunt dat de franchisenemer het non-concurrentiebeding schond door overdracht van de onderneming aan de vennootschap van de levenspartner.

De rechter kwam tot het oordeel dat van een schending van het non-concurrentiebeding geen sprake was. Dit oordeelde zowel de rechter in de eerste instantie (de rechtbank) als de drie rechters in het hoger beroep (het gerechtshof).

De rechters oordeelden dat de overdracht van de onderneming aan de partner op grond van het non-concurrentiebeding niet verboden is. Het beding had namelijk in letterlijke zin betrekking op de rechtstreekse of indirecte verkoop door de voormalige franchisenemer van vergelijkbare goederen en diensten in de vestigingen.

Het was dus slechts de voormalige franchisenemer verboden rechtstreeks of indirect in het vestigingspunt goederen en diensten te verkopen die concurreerden met de goederen en diensten die onderwerp waren van de overeenkomst. De rechter vond het onvoldoende aannemelijk dat daarvan sprake was. Niet de voormalige franchisenemer, maar de levenspartner verkocht vergelijkbare goederen en diensten in het pand. De voormalige franchisenemer was betrokken geweest bij de verkoop van de activa aan zijn levenspartner, maar dat betekende nog niet dat hij ook indirect bij de verkoop van concurrerende goederen en diensten door de nieuwe exploitant aan derden betrokken is geweest.

Het stond de voormalige franchisenemer gewoon vrij om zijn activa aan een derde te verkopen. Dat de bestuurders en aandeelhouders van de vennootschappen waartussen de overdracht plaatsvond, privé aan elkaar gelieerd zijn, was volgens de rechter onvoldoende om te zeggen dat het non-concurrentiebeding onder die omstandigheid toch zo mocht worden begrepen dat deze situatie daaronder viel.

Multicopy trekt dus aan het kortste eind. De levenspartner van de voormalige franchisenemer mag het bedrijf feitelijk voortzetten in het pand. Dit lijkt dus een makkelijke manier om onder het non-concurrentiebeding uit te komen als dit op een vergelijkbare manier is geformuleerd.

In de franchiseovereenkomsten komen dergelijk geformuleerde non-concurrentiebedingen ook voor. Voor franchisegevers is het zaak om daar op te letten, en voor franchisenemers biedt het mogelijk een kans om onder het non-concurrentiebeding uit te komen. De formulering van het non-concurrentiebeding maakt een wereld van verschil- laat je daar dus goed over informeren en adviseren.

De uitspraak is hierboven verkort en vereenvoudigd weergegeven. De volledige uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 december 2022 is te vinden op Rechtspraak.nl met ECLI-nummer: ECLI:NL:GHDHA:2022:2394.